fbpx

Het surrealisme is dood, leve het surrealisme

In zijn eerste surrealistisch manifest van 1924 pleit de Franse schrijver en dichter André Breton (1896-1966) voor de droom, de fantasie en het onbewuste als tegenhanger van het rationalisme. Geïnspireerd door de ideeën van Sigmund Freud (1856-1939) wil Breton een nieuwe kunst creëren vrij van de beperkingen van de logica. Breton vertelt hoe hij ooit in half bewuste toestand vlak voor dat hij in slaap viel getroffen werd door een zin die zomaar in zijn gedachten opdook. “Een man in tweeën gesneden door een venster.” Het zinnetje intrigeert hem, en op het moment dat Breton besluit de zin in een gedicht te verwerken, duiken nieuwe woorden en zinnen op. Deze methode van vrije associatie, los van conventies, wordt een kenmerk van het Surrealisme. Deze kunst van de surrealisten is niet meer gebaseerd op de werkelijkheid zoals wij die kennen, maar op een wereld van dromen, fantasie en het toeval.

Deze wereld is vormgegeven in de tentoonstelling Surreële Werelden in het Centraal Museum Utrecht dat opent met het werk van een aantal Nederlandse surrealisten zoals Gerrit van ’t Net (1910-1971), Willem Leusden (1886-1974) en Jopie Moesman (1909-1988). Vooral het werk van Moesman is een schoolvoorbeeld van het Surrealisme omdat zijn schilderijen een droomwereld tonen die ook herinnert aan het werk van de bekende surrealist Salvador Dalí (1904-1989). Naast de werken van deze Nederlandse kunstenaars zijn er nog enkele schilderijen van bekende surrealisten zoals Max Ernst (1891-1976) en Joan Miró (1893-1983) te zien. Hier zijn ook werken getoond van kunstenaars die niet direct te associeren zijn met het Surrealisme. Zo is de kunst van schilders uit de Cobra groep gebaseerd op dezelfde principes, spontaniteit en het onderbewuste die Breton in zijn manifest noemt.

J.H. Moesman, Ontmoeting, 1932

Halverwege de tentoonstelling kunnen de bezoekers kennis maken met twee technieken die door de Surrealisten gebruikt werden, het ‘automatisch schrijven’ (écriture automatique) en het ‘voortreffelijk lijk’  (cadavre exquis). Bij het automatisch schrijven gebruikt de auteur zinnen of woorden die spontaan in zijn gedachten opkomen voor het maken van een nieuwe tekst, meestal een gedicht. Een cadavre exquis ontstaat uit de samenwerking van verschillende kunstenaars. Iedere deelnemer maakt een deel van een kunstwerk of tekst zonder te weten wat de anderen maken. Beide technieken zijn gebaseerd op spontaniteit en toeval en leveren fantasievolle resultaten op.

In Surreële Werelden zijn deze resultaten vormgegeven in twee delen waarvan de eerste helft van de tentoonstelling een historisch krakter heeft, beginnend met kunstwerken van de eerste surrealisten tot en met moderne kunstenaars zoals Rene Daniels (1950). In het tweede deel van de expositie is te zien hoe het surrealistische gedachtegoed ook nu nog veel kunstenaars inspireert. De fascinatie die de surrealisten hadden voor thema’s zoals billen en borsten, handen en voeten of het geloof is ook terug te vinden in het werk van hedendaagse kunstenaars. Sommige kunstenaars hanteren technieken die ook door de Surrealisten gebruikt werden. Een mooi voorbeeld hiervan is een ready-made van Frank Halmans (1963), hij combineert bestaande voorwerpen en creëert hier een nieuw beeld mee. Zo bestaat zijn werk ‘Sad machines’ (2007) uit drie wekkers en een titel. Ready-mades werden al gemaakt nog voordat het Surrealisme ontstond, maar paste helemaal in de geest van het Surrealisme. 

Frank Halmans, Sad machines, 2007


De moderne kunstgeschiedenis kan soms de indruk wekken dat de verschillende stromingen elkaar opvolgen en dat de komst van een nieuwe stroming ook het einde betekent van elke voorafgaande beweging. In het Centraal Museum is te zien dat dit zeker niet geldt voor het Surrealisme. Deze stroming leeft nog steeds en sporen van het Surrealisme zijn ook in de hedendaagse kunst terug te vinden.

Deze blog is geschreven door gastblogger Danny Creusen

Meer weten over het surrealisme en aanverwante stromingen, volg onze cursus Surrealisme!