Dante’s Inferno en Dan Brown’s Inferno vergeleken
Opschieten, vooruit, de achtervolgers zitten ons op de hielen. In de achtervolgingsscènes krijgt Dan Brown’s thriller Inferno de vaart die het verhaal elders in de historische beschrijvingen juist ontbeert. Vaart treft ons ook, vervat in dichterlijke vorm, in Dante’s gelijknamige Inferno uit de veertiende eeuw. Dante’s Inferno (letterlijk: Hel) is het eerste van de drie delen van de Divina Commedia, een speurtocht naar God die uiteindelijk goed afloopt, in tegenstelling tot de met science fiction en vooral historie doorspekte roman van de Amerikaanse bestsellerauteur Dan Brown die in 2003 bij het grote publiek doorbrak met De Da Vinci Code.
Afdaling in de hel met Vergilius
Verbannen uit de stad Florence, beschrijft de dichter Dante Alighieri hoe hij in een visioen steeds dieper afdaalt in de hel en welke kwade geesten uit zijn eigen leven hij daar allemaal herkent. Opschieten, vooruit. Telkens wordt ook hij voortgejaagd, hier door zijn begeleider, de reeds lang overleden Vergilius, de dichter uit het oude Rome die in Dante’s tijd zeer bewonderd werd, ook door hemzelf. Te lang verwijlen op een plek is maar riskant. Dan zou het uiteindelijke doel, de hemel en de aanblik van God, niet gehaald worden, ook niet met steun van de al gestorven, nu hemelse Beatrice. Al vanaf zijn vroege jeugd besmette zij hem met het virus der verliefdheid, maar hij wist haar nooit te verkrijgen, omdat je in die tijd nu eenmaal zelden zelf bepaalde met wie je in het huwelijk trad.
Waanzinnige biochemicus
Besmettelijk in de meest letterlijke betekenis is het kwaad in het boek van Dan Brown. Een geniale, maar waanzinnige biochemicus wil de overbevolking te lijf door een virus te ontwikkelen dat een derde van de mensheid onvruchtbaar maakt. Daarvoor heeft hij tijd nodig en de hulp van een organisatie die hem door dik en dun, anoniem steunt. De Amerikaanse kunsthistoricus Robert Langdon wordt tegen wil en dank ingeschakeld. Ontvoerd en naar Italië overgebracht om de al te snode plannen van deze Bertrand Zobritst te helpen verhinderen, met behulp van zijn kennis van de kunsthistorie en van het oude Florence, Dante’s geboortestad. Een groot gedeelte van Dan Brown’s thriller speelt zich hier af en daarmee houden de overeenkomsten met Dante’s Inferno zo ongeveer op.

Alleen al de rondgang door dit ‘Inferno’, met al zijn verwijzingen naar historisch bestaande figuren, dichters, adellieden, pausen, kooplieden, bestuurders, maar ook mythologische en Bijbelse figuren tot een totaal van zo’n 800, lijkt een tour de force in drie bijeenkomsten, waarvan de tweede geheel gewijd aan Dan Browns Inferno, de stad Florence en de andere plaatsen van handeling: Venetië en Istanbul.
Inferno, Purgatorio, Paradiso
In zijn drie colleges weet kunsthistoricus Barry Heinrichs hier desondanks goed raad mee. Op een rustige en heldere manier leidt hij ons eerst door de structuur van de Divina Commedia aan de hand van talloze voorstellingen, beelden en illustraties. Een reeks kunstenaars is geïnspireerd door Dante’s poëtische visioenen van de hel, de louteringsberg en het paradijs, ofwel Inferno, Purgatorio en Paradiso. Vlot vult de docent deze beelden aan met gegevens over de historische en politieke ontwikkelingen in het laatmiddeleeuwse Florence, de achtergrond van Dante’s verbanning door zijn voormalige politieke medestanders en zijn zwerftocht eindigend in Ravenna, waar de dichter overlijdt.

De reeks van drie bijeenkomsten eindigt met een gang langs de vele kunstenaars die juist Dante’s hel als thema voor hun kunst hebben gekozen. Van Botticelli tot Dali, van de door zijn tijdgenoten als schilder en graveur ondergewaardeerde William Blake tot illustrator Paul Gustav Doré met zijn talloze kopergravures. Zo maken wij de reis van de dichter door de hel niet zozeer langs zijn verzen, maar langs de beelden van de mildgestrafte heidenen onder een steen, via de wellustigen naar de overspeligen. Van de vrekken en de graaiers – tot elkaar veroordeeld de zakken met geld eindeloos tegen de helling omhoog te duwen, ook geen slechte oplossing voor de huidige tijd – naar de strenger gestrafte geweldplegers. Zelfs de pausen die uit waren op eigen gewin en hun christelijke taak verzaakten – en dat zijn er niet weinig – delen uiteindelijk het lot van de verleiders en misleiders, hals over kop in de putten met vuur aan hun voeten, een ware heksenketel.
Vanaf hun elfde tot hun veertiende jaar maken Italiaanse kinderen kennis met Dante’s meesterwerk en het belang ervan voor de ontwikkeling van de Italiaanse taal, van het Latijn via de door Dante bewust gehanteerde Florentijnse volkstaal naar de nationale taal. Vanaf een jaar of zestien worstelen ze met de letterlijke tekst. De tocht door de gruwelen van de hel, het Inferno, blijkt dan het meest geliefd.
Wie nooit dezelfde kans kreeg als de Italiaanse jeugd, wordt nu zeker verleid om meer te leren van deze verleidelijke en strenge Italiaanse meester, die volgens zijn bewonderaar en navolger Boccaccio, ook niet altijd meester was over zijn eigen lusten. Al plaatste hij zijn beminde Beatrice gaandeweg op een onbereikbaar voetstuk, niets menselijks was hem vreemd. Dat valt te lezen in Boccaccio’s korte schets van de grote dichter, vertaald in het Nederlands door Ike Cialona. En ook dat ben ik op het spoor gekomen dankzij deze inspirerende introductie, met dank dan toch aan Dan Brown maar vooral aan Barry Heinrichs die ons met zijn kalme stem op deze helse tocht begeleidde. Koffie en thee, vooraf en in de pauze, deden de rest om ons weer met het aardse bestaan te verbinden.
Deze blog is geschreven door gastblogger Herman van der Meer.
Meer weten over kunstgeschiedenis? Volg een van onze online cursussen!